
Leonardo musiceert
Wij hebben geest zoals wij honden houden,
een hond om de gedachten te bepalen,
een net van wegen dat wij voor de wereld houden,
dorps wegennet om ze te laten dwalen.
Chr. J. van Geel
Het denken dat zichzelf (niet) kent
Het lopen deelt ons niets mee over het lopen, niet als onze benen lopen, ook niet als onze benen over de rand van de stoel hangen, en niets anders te doen hebben. Het lopen heeft zichzelf ook niet in allerlei subfuncties opgedeeld, noch hoor ik het vragen of het uit zichzelf loopt of dat het wordt opgewonden.
Hoe heel anders is dat met het denken. Ons brein zorgt voor het denken, maar vertelt ons ook dat het daarover nadenkt.
Vermenging van functies … of misschien zelfs belangenverstrengeling?
Bovendien, bij dat nadenken vraagt het brein zich af of het wel kan nadenken, al wordt dat iets anders verpakt: heb jij wel een vrije wil zegt het brein dan tegen dat wat het aanstuurt – en dat wat aangestuurd wordt wordt daar behoorlijk onzeker van.

Ceci n’est pas un cerveau …
… en het is zeker niet mijn brein
Ik heb hier drie boeken voor me liggen.
Allereerst is daar THE FUTURE OF THE MIND van Michio Kaku. Kaku is een bekend fysicus, heeft onder andere bijgedragen aan de snarentheorie, en heeft zich door veel gesprekken met neurologen verdiept in de vraag naar de toekomst rondom ons brein.
Dan is daar Het brein te kijk waarin een aantal neurologen NL, van naam en faam, hun licht doen schijnen op diverse zaken die het brein betreffen.
En ten slotte, waar het allemaal mee begonnen is, een boekje – a VERY SHORT TOUR of the MIND – van de Nieuw Zeelandse neuroloog Michael Corballis, 21 short walks around the human brain, gebaseerd op informatieve columns in The New Zealand Geographic over zijn bezig zijn.
Tegen het laatst genoemde boekje ben ik aangelopen – met plezier! Het bezit van de andere twee is de vrucht van een zorgvuldig selectieproces, want er wordt door (bezitters van?) het brein heel veel over het brein te berde gebracht, boekenkasten vol.
Hoe ziet dat brein er uit?
Wel het is opgebouwd uit dezelfde stoffen die je overal in het lichaam aantreft: haarvaatjes, het plasma en de celletjes, er stroomt bloed door heen – die soms ook zo genoemd worden, maar ook, omdat het het brein is denk ik, wel suggestieve namen krijgen.
Zo is er het neuron, eigenlijk het bepalende element voor onze denkcapaciteit, dat wel als een “datatransmitter” wordt gezien: het heeft een ontvang-zend-lichaam (soma) dat voorzien is van een ontvanger – dendriet – en een zender – axon.
Verder heeft de massa een zekere structuur, een gelaagdheid, waar ook wel evolutionair technische kwesties aan verbonden worden – de toename van laagjes gaat daarin samen met de toename van intelligentie.
Wat doet het brein?
Dat wordt door het brein onderverdeeld in functies, alsof het een bedrijf is (met een zeer platte organisatiestructuur).
Het gaat dan om
– ons visuele systeem
– de aandacht
– de geheugenfunctie
– het emotionele systeem
– onze motoriek
– de taalfunctie
Hierbij vallen onmiddellijk een paar dingen op.
De denkfunctie zelf heeft geen plekje in dit organigram.
De focus van het hedendaagse onderzoek richt zich op de dynamiek en de connectiviteit binnen het brein, waarmee de neurologen de (moderne) frenologie achter zich hopen te laten. Maar het denken wordt voorlopig – noodgedwongen? – nog gedomineerd door systemen en functies.
Daarnaast, de overmatige aandacht voor het zien en onze faculty of speech. We hebben meer zintuigen dan het gezicht, maar aan gehoor – goed kunnen horen is toch wel heel belangrijk – reuk, smaak en tastzin wordt geen specifieke aandacht besteed.
Terwijl de taal zoveel aandacht krijgt – beter te zeggen: we zijn helemaal kapot van de mogelijkheid dat we kunnen praten (en van ons zien, én ons denken) – wordt er helemaal niets over onze faculty of music gezegd. Daar is toch ook sprake van grammatica, zinsbouw, recursiviteit. Akkoord, niet iedereen heeft die faculty.
Meten is weten. Kunnen we objectieve waarnemingen aan het brein doen, en levert dat eenduidige interpretaties op?
Heel wat mensen zullen die vraag zonder verder nadenken positief beantwoorden. In het algemeen hebben de neurologen, m.n. zij die aan de weg timmeren, voor een positief beeld gezorgd. En eerst in het ziekenhuis moeten ze aan verwachtingsmanagement gaan doen. Als ik hier zou opschrijven wat er niet kan, dan zouden nogal wat mensen teleurgesteld raken.
Ik daarentegen, scepticus van geboorte, ben eigenlijk heel optimistisch gestemd. Ik denk dat, technisch gesproken, de oppervlakte goed in kaart is gebracht, en dat er in de diepte heel veel vragen beantwoord zijn.
De hersenen geven elektrische en magnetische signalen af, afhankelijk van een specifieke activiteit. Daarnaast is de doorbloedingsfunctie zo ingericht dat die ook zichtbaar maakt welk gedeelte van het brein meer en minder actief is. Op basis daarvan is in nauwe samenwerking met fysici een gereedschapskist ontwikkeld die technologisch van een hoog niveau mag worden genoemd.
Dus, terwijl er vroeger EEG (en ECG) waren (event-related potentialen), is daar nu bij gekomen MEG = het meten van event-related magneetvelden, PET en fMRI = twee verschillende manieren om te meten waar het bloed kruipt.
Maar, er mag best nuchter over worden gedaan.
Alle technieken hebben zo hun beperkingen en nadelen, inclusief mogelijke beschadiging van de hersens.
En verder, wat betreft de precisie, ons brein telt zo’n honderd miljard neurons (wie die allemaal geteld heeft weet ik niet) maar die kunnen we niet stuk voor stuk waarnemen. Ik zal zelf geen conclusie trekken, maar de meest optimistische van de schrijvers citeren: MRI scans can see only dots or voxels within a fraction of a millimeter. But each dot may contain hundreds of thousands of neurons. […] The holy grail of this approach would be to create an MRI-like machine that should identify individual neurons and their connections.
De beeldvorming rond het brein gaat twee kanten op.
Eén, die van de dierenwereld. Eigenlijk hebben dieren geen brein, maar ze hebben wel hersens en een – soms imposante – hersenpan. Maak dan als mens maar eens waar dat je superieur bent. Wel, daar is een maat voor gevonden: na lang zoeken is log breingrootte tegenover log lichaamsgrootte gezet, hetgeen leidde tot het encephalization quotient. Welnu, dat is voor de mens 7.44 terwijl het voor die grote dikke logge olifant maar 1.87 is.
Hè, gelukkig!
Maar, we moeten oppassen voor de dolfijnen en, zegt Corballis, there may be other creatures busily working on formulae to prove that they are the top dogs.
Omdat het dier volgens velen onder ons geen brein heeft, en in ieder geval niet die functionaliteit – de schepper aller dingen zij geloofd en geprezen – en omdat de mens voor dat wat hij in zich heeft graag metaforen zoekt in de buitenwereld die dat allemaal niet in zich heeft, heeft lange tijd de klok, en met name het horloge als metafoor gediend, totdat de computer zijn intrede deed, en dan m.n. de PC in zijn huidige vorm en met zijn huidige geheugenomvang en rekenkracht.
Ook dat gaat twee kanten op. Enerzijds worden er onmiddellijk argumenten gevonden, om duidelijk te maken dat de vergelijking niet helemaal opgaat – de PC is achterlijker – anderzijds willen we graag de tovenaarsleerling zijn die het beter kan dan de meester, en zo zijn velen van ons er heilig van overtuigd dat er straks robots rondlopen die qua denkkracht niet van de mens te onderscheiden zijn.
Ik vind wat dat betreft één wetenschappelijk artikel nog altijd normbepalend. Het is een product van de breinen van Hauser, Chomsky en Fitch over de (our!) Faculty of language: what is it, who has it (the three of us, of course) and how did it evolve. De taalfunctie wordt hier volledig beschreven als een systeem met subsystemen. Het is alsof ze willen zeggen dat de evolutie bezig is gegaan volgens het incremental build model.
Wat kunnen we met ons weten over het brein.
Brein en psychologie zijn nauw met elkaar verweven. Sommige problemen, die thuishoren in dit gebied, kunnen bevestigd worden met de meetinstrumenten. Maar daar is alles mee gezegd.
We kennen allemaal Stephen Hawking. Die heeft een neuroprosthetic device op zijn bril, dat bepaalde signalen van zijn brein kan interpreteren en kan doorgeven aan een computer, zodat hij “some contact” kan onderhouden met de buitenwereld. Kaku, de meest optimistische van het stel, beoordeelt het als zeer primitief.
Recent zijn we geïnformeerd over de behandeling van een man met een locked-in-syndroom. Hij “praat” nu met behulp van een computer. Dat wil zeggen: na een jaar oefenen kreeg hij – mind you, binnen het uur! – één zin op het scherm.
Dit wordt gedaan m.b.v. een sample techniek: de man kreeg een opdracht, zijn hersenactiviteit werd gemeten, en vanaf dat moment weet de computer wat de man met dat specifieke event-related potentiaal of magneetveld wil.
Overbodig te zeggen dat deze functionaliteit alleen voor die ene patiënt beschikbaar is.
Je kunt het knap noemen. Je kan ook zeggen: wel, de samplers die de grondslag vormen voor de elektronische muziek liggen meer dan een straatlengte voor op deze vorm van sampling. Het resultaat van deze sampling is vergelijkbaar met het informeren van een piloot die een Boeing aan de grond moet zetten op een landingsbaan zonder landingslichten, waarvan hem is verteld dat die achter de duinen, ergens tussen IJmuiden en Haarlem begint.
Ik ga niet in op de inhoud van de boeken, dat is meer de stiel van Marleen. Ik volsta met een korte karakteristiek.
THE FUTURE OF THE MIND vind ik relatief het slechtste boek. Niet dat Kaku niet kan schrijven, hij brengt zijn boodschap enthousiasmerend over. Maar het is zo Amerikaans, zo optimistisch. Niet dat Kaku denkt dat we vandaag alles al weten en morgen alles kunnen. Maar hij is er van overtuigd dat we binnen een overzienbare periode zo ver zijn: dat we alles van het brein weten, en dat we mensen met problemen aan het brein kunnen helpen.
Het brein te kijk vind ik het beste boek. Het is nuchter geschreven door wetenschappers die hun sporen op dit gebied verdiend hebben. Onderzoekers die weten waar ze heen willen, maar er niet zeker van zijn of ze dat ooit zullen bereiken.
Met a VERY SHORT TOUR of the MIND is dit allemaal begonnen. Het is het liefste boekje dat ik sinds tijden in mijn handen heb gehad – het vorige zijnde VANDAAG STAAT NIET ALLEEN van de hand van Jan Pen, econoom in Groningen (een bundeling van een aantal van zijn artikelen voor Hollands Maandblad). In karakter doet deze wetenschapper mij aan Pen denken, zoals hij tevreden maar bescheiden vertelt over wat hem in de jaren dat hij zijn vak uitoefende is overkomen dan wel opgevallen. Zijn overgrootvader heeft, nu meer dan honderd jaar geleden, een boek geschreven Fourty-five Years of Sport en hij zegt zelf I don’t suppose I have learned or conveyed anything as useful as my great-grandfather.
Zoals gezegd: geen inhoud. Ik volsta met een aantal zaken die mij na lezing (zijn blijven) intrigeren. Daarbij moet U weten: ooit heb ik het boek De tranen van de krokodil, over de evolutie van het brein, van Piet Vroon in mijn handen gehad, een schrijver in wiens gezelschap ik mij zeer thuis voelde. Van hem is de uitspraak Ik vind dat een mens onder ogen moet zien, hoe oud hij ook is en hoeveel hij ook gestudeerd heeft, dat hij eigenlijk van de hele bliksemse bende niets begrijpt.
Een uitspraak die ik weer heel goed kan vatten.
Eerst iets over de publieke receptie.
Het boek Wij zijn ons brein van Dick Swaab, een wetenschapper niet zo bescheiden als Corballis, kreeg een recensie in The Guardian, n.a.v. de Engelse vertaling daarvan. Alhoewel de recensie kritisch mocht worden genoemd, kreeg het zeer beslist geen negatieve beoordeling. Toch heeft het Joris Luyendijk verleid tot een SOS-tweet: onze eigen Dick Swaab afgebrand in The Guardian.
Ik denk dat deze reactie iets zegt over onze verhouding met ons brein, en daarom ook iets over onze verhouding met (onze!) breinkijkers
Is er iets dat ons brein uit eigen kracht te voorschijn brengt?
Het brein werkt op prikkels, wordt geactiveerd door prikkels. Het brein kan bijgestuurd worden door opdrachten van onderzoekers, maar dat is ook weer een prikkel.
Waarbij zich een interessant fenomeen laat zien: de hallucinatie – is dat nu een waarneming zonder prikkels, of zijn het prikkels zonder waarneming?
In computertermen is ons brein een multiprocessor. Ik heb dat zelf aan den lijve ondervonden. Ik probeerde de wekelijkse woordgolf puzzel (VARA radio) op te lossen: van brood naar koren. (De spelregel is dat je per keer één letter mag vervangen in een woord zodat er een ander – bestaand! – woord wordt gevormd. Dus koren wordt bijv. koken of brood wordt broed.) Van koren naar brood is een moeilijke omdat je van twee lettergrepen naar één lettergreep moet gaan. Ik had wel een oplossing, maar die bestond naar mijn smaak uit teveel schakels. Ik sprak er op de werkplek met een collega over, die ook verzot was op dit soort puzzels. Ook hij had een oplossing gevonden, en ook hij was niet tevreden over de lengte van zijn woordgolf.
Ik stapte ’s avonds in de auto, op weg naar huis, aandacht gefocust op het verkeer, op wat er morgen weer te wachten stond, op wat mij thuis te wachten stond, en ik hield mij absoluut niet bezig met dit spelletje.
Ik rij het dorp waar ik woonde binnen, en ineens dreun ik zomaar een andere woordgolf van koren naar brood op, eentje waar ik qua lengte tevreden over kon zijn.
Sindsdien vraag ik mij af: is schizofrenie eigenlijk een soort van uit de hand gelopen multiprocessing?
Kunnen we robots voorzien van een brein zoals het onze? Ik geloof er niet in, en ik heb er meerdere argumenten voor. Maar één argument vind ik toch altijd voldoende: als we een robot willen bouwen met een menselijke geest, moet die robot onvoorspelbaar worden. En helaas, er bestaan geen onvoorstelbare programma’s. Dat is inherent aan het woord programma: het loopt een programma af.
Terzijde: deep blue, de schaakrobot die de regerende wereldkampioen Kasparov heeft verslagen deed iets wat Kasparov wel kon, maar eigenlijk niet kon omdat het niet mag: een zet terugnemen. Deep blue deed niets anders – en kon ook niet anders. Hij deed een zet – raakte vervolgens nota bene een stuk van Kasparov aan om dat te verplaatsen! – enz. en òf hij was tevreden en bracht de stelling terug tot de oorspronkelijke stelling met uitvoering van zijn eerst geplande zet, òf hij was niet tevreden, en bracht de stelling terug tot de oorspronkelijke om vervolgens een andere zet te proberen.
Hoe langer hoe meer figureren neurologen in de rechtspraak. Er wordt wel gesproken van neurolaw. De functie van de neuroloog is dan die van getuige à decharge: de verdediging onderneemt een poging om wetenschappelijk vast te stellen dat de dader dat wat hij misdaan heeft niet aangerekend kan worden – en derhalve niet veroordeeld mag worden. Deze praktijk is al zover voortgeschreden dat het in de Verenigde Staten de zorgelijke aandacht van het Witte Huis heeft gekregen.
Kun je je hoofd leegmaken?
Het is een bekend advies van goeroes.
Het is ook een bekend advies aan musici die een soloconcert geven. Maar in dat hoofd zit o.a. de muziek die gespeeld moet worden.
Daar is nog iets raars mee. Als je een stuk lang niet hebt gespeeld, zit het vaak nog steeds in je hoofd. Maar de meeste musici moeten flink studeren om het weer in de vingers te krijgen.
Terwijl er toch twee dingen zijn. Allereerst is het hoofd duidelijk in het geven van de opdrachten, maar de vingers doen niet wat het brein wil. Daarnaast is er ook zoiets als muscle memory. Studie na studie bevestigt dat, niet alleen bij musici, maar ook bij sporters etc.
Waar zit dat muscle memory, en waarom kan dat niet samenwerken met het overige geheugen.
Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat God een speciaal plekje heeft in de hersenpan. Persoonlijk zou ik graag prioriteit zien voor verdergaand onderzoek. Ik denk dat er iets vergelijkbaars is als de blinde darm, maar dan ergens in de hersenpan. Een soort aanhangsel waar de persoonlijke god huist. En zoals je blindedarmontsteking kunt krijgen, kun je ook aan dit aanhangseltje appendicitis krijgen. Alleen, met ernstiger gevolgen. Je krijgt dan een geloofsfanaat die ten strijde trekt tegen ongelovigen en anderszins gelovigen.
Er is ook wel weer iets dat tegen deze theorie pleit, of althans de onvolkomenheid ervan aangeeft: er zijn ook niet-gelovige evolutiebiologen die ten strijde trekken tegen ID’ers en Creationisten – en ook daar is de brandstapel niet ver weg.
Het beste boek eindigt met een vreemde eend in de bijt: de vraag naar het bewustzijn, de aard van het bewustzijn (geest?) en de vrije wil; in het neurologenwereldje is zelfs sprake van cryptocartesiaanse theorieën, waarbij de pijnappelklier als verbinding tussen het fysieke brein en het geestelijke … ja, wat is dat eigenlijk, dat geestelijke?
Wat mij betreft, het denken over dat soort dingen is bij voorbaat van iedere inhoud geledigd. Maar het wordt gedacht, en het hoofd is op dat moment niet leeg.
Dat geldt zeker voor de vraag naar de vrije wil. Volgens sommige neurologen bestaat die niet, en is dat wetenschappelijk beredeneerbaar. Wat het eerste betreft ben ik geheel akkoord, of het wetenschappelijk vast te stellen is betwijfel ik.
Neurologen zouden eigenlijk juist tot de conclusie moeten komen dat er vrije wil is. Ze moeten hun proefpersonen, die toch altijd bewust aan een onderzoek meedoen, bij tijd en wijle aansporen tot focusing. Ik kan dat niet anders uitleggen dan dat de proefpersoon zelf bepaalt wanneer hij waar zijn aandacht legt.
Persoonlijk kan ik de vrije wil wel leonardiaans beredeneren. Mensen doen vaak onvoorspelbare dingen, zelfs zij die vastgeroest zitten in het patroon van de dagelijkse sfeer.
Mensen zijn eigenlijk zo onvoorspelbaar dat je ze met een gerust hart een vrije wil toe kunt dichten.
Vind ik leuk:
Like Laden...
Laatste reacties